6/3/08

Consumptie-industrie

Ekspert schrijft dat ‘net als tien jaar terug de eigen Russische bedrijven het verliezen van de import’. In de loop van het artikel wordt het duidelijk dat de cijfers enigszins vertekend zijn omdat veel grote Russische merken nu kiezen voor outsourcing van hun productie.

Het afgelopen jaar verdubbelde de verkoop van buitenlandse goederen, een groei die sinds de jaren ’90 niet meer zo hoog is geweest. De import groeit niet alleen in die marktsectoren, waarin buitenlanders al lange tijd geïnteresseerd zijn, zoals kleding en cosmetica, maar ook in gebieden waar de Russische producenten de laatste tijd domineerden, zoals meubelen en werkkleding.

“In de jaren ’90 kwamen alle consumentengoederen uit het buitenland: kleding, speelgoed, worst, schoenen, televisietoestellen etc. Meer dan 90% van de consumentmarkt was import. Na de financiële crisis van ’98 lieten vele buitenlanders Rusland enkele jaren met rust. Zo ontstond er een gunstig klimaat voor de ontwikkeling van Russische bedrijven.” Voorbeelden zijn cosmeticabedrijf Kalina, schoenenfabriek Ralf Ringer, meubelgiganten Sjatoera en Katjoesja, textielbedrijven Roesskii Tekstil en Vostok-Servis.

“Vanaf 2006 neemt de concurrentie op de consumentenmarkt sterk toe. Spelers uit de meest verschillende hoeken van de planeet haasten zich naar Rusland. Daarbij is het niveau van deze bedrijven veel hoger dan de eerste golf van import in de jaren ’90. Sinds 2002 is het aantal buitenlandse bedrijven op de Russische cosmeticamarkt vervijfvoudigd.”

“Stijgende onkosten maken het voor Russische bedrijven erg moeilijk om met de import te concurrenten. De grondstoffen en halffabricaten voor de meerderheid van de consumentengoederen worden niet in Rusland geproduceerd en de importheffingen zijn hoog. Bovendien krijgen bijvoorbeeld veel buitenlandse textielproducenten staatssteun in eigen land.”

Joeri Jablokov, CEO van Nordteks, klaagt over de hoge prijzen voor katoen. “Voor de Aziatische bedrijven, die zelf katoen produceren en die ook nog eens staatssteun krijgen, blijven de katoenprijzen gelijk”. “De kosten voor elektriciteit en huur hebben in het laatste jaar de kosten voor Russische bedrijven met 30% verhoogd”, zegt consulente Viktoria Didovitsj. Daarbij is er de in waarde stijgende roebel, waardoor geïmporteerde goederen relatief goedkoper worden. En volgens Andrei Berezjnoi maakt de overheid de fout door de lonen te verhogen en daarbij de arbeidsproductiviteit te negeren.

De stijgende kosten dwingen Russische bedrijven om hun productie te verplaatsen naar goedkopere landen. “Naaien is niet langer lonend in Rusland”, zegt Maria Smortsjkova van een associatie voor bedrijven in de mode-industrie. De grote Russische merken produceren hun collecties in China of Turkije en de duurdere merken in Oost-Europa. De groei van import uit China komt overeen met de groei van ketens, die voor outsourcing kiezen, ongeveer 40 tot 45%.

Ekspert noemt nog een reden voor de verslechterende concurrentiepositie van de Russische bedrijven; Rusland zou geen ‘nationale consumptiestijl’ hebben, geen modellen voor een nieuwe ‘cultuur van het Russische leven’. Uiteraard is het de overheid, die de schuld krijgt, omdat het de Russische producenten niet ‘opmerkt’, iets wat deels waar is, maar ook omdat het niet voldoende inhoud zou geven aan een ‘nationale identiteit’. “Omdat er in Rusland nog geen ‘materiële symbolen van het nieuwe leven’ ontstaan zijn, zou de consument wel 20% meer willen betalen voor een geïmporteerd product van vergelijkbare kwaliteit”, stelt Ekspert.

“De hoop verbonden aan de eerste termijn van Poetin is vervlogen”, zo zou de ondernemer steeds vaker zeggen. Veel bedrijven laten geen groei meer zien of groeien in veel mindere mate dan in voorgaande jaren. Als laatste voorbeelden worden drie kledingmerken genoemd; Pervomaiskaja Zarja, FOSP en Gota. De productie van hun collecties hebben zij verplaatst naar China. FOSP vervaardigd nog wel dienstkleding in Rusland.

Het artikel lobbiet overduidelijk voor staatsteun voor met name de kledingindustrie. Dergelijke staatsteun wordt wereldwijd verleent aan bedrijfstakken, die eeuwen of ten minste decennia vervlochten zijn met de nationale identiteit, werkgelegenheid in stand houden of in het geval van Europese boeren een belangrijke rol spelen in stabiele voedselvoorziening. De observatie van de afwezigheid van een eigen nationale ‘consumptie’ identiteit, zegt voldoende. Iets wat er niet is, krijgt ook geen prioriteit om in stand te worden gehouden. Boven aan het lijstje staan nu de defensie-industrie, scheepsbouw, de luchtvaart en de landbouw.

No comments: